Mijn eeuwige huis

23-04-2020

En ik ben een kind van God,

ik jammer, zeur en zeik,

want ik bepaal uiteindelijk mijn eigen lot,

niets wat ik wens ligt buiten mijn bereik.

Ik ben een kind van God, 

loop sputterend aan zijn hand, 

trekkend vanuit mijn niet-aflatende neiging,

het lot te tarten als ware er geen dreiging.

Uiteindelijk ruk ik mij los,

en begeef mij in de schoot van moeder aarde.

Pijnlijk maar vaag voel ik een diep gemis,

omdat ik begin te vergeten wie mijn Vader is,

en alles wat materie is, bepaalt nu mijn waarde.

Maar ik hou me staande vanuit zogenaamd begrip,

dat ik liefde ben, en dat alles heelt op mijn roze wolk van verhevenheid,

was het vroeger religie dan is het nu spiritualiteit.

Ik als kind van God, ik begrijp en een ieder hangt aan mijn lip.

Ik ken mijn Vader, want ik ken karma en als zodanig jouw lot,

je weet wel de wet van oorzaak en gevolg,

en die duw ik maar wat graag door jouw strot.

In alles wat mij succes brengt, herken ik mijn eigen aandeel,

en wat mij niet lukt komt echt niet door mij,

maar door al de tegenwerking in deze egoïstische maatschappij,

die altijd uit is op eigen voordeel.

Ik als kind van God heb recht op bestaan en leven.

Ik wens ruimte, overvloed en vervulling bovenal,

en weet dat ik mijzelf dat kan geven,

want ik ben heerser van het hele heelal.

Mijn Vader, mijn Bron, mijn Schepper die liefdevol toeziet,

hoe ik jammer, zeur en zanik,

om als verwend kind mijn zin te krijgen ook al lukt dat soms niet,

te gaan voor mijn doelen vanuit volle egocentrie.

Maar er is één ding dat ik duidelijk nog niet zie. 

Dat kind naast mij, totaal anders in mijn ogen, 

bepaald door afkomst, cultuur of ras,

waarvan ik vind dat het blij en dankbaar moet zijn voor mijn zorg, begrip en medeleven,

op waarde bepaald door mijn beperkte referentiekader,

is óók een kind van God, ja diezelfde Vader,

en misschien als ik weer eens mijn zin niet door kan drijven, 

is dat omdat God ieder schepsel een evenredig bestaansrecht heeft gegeven.

We bidden, vloeken, mediteren en zeuren, 

en lopen met hedendaagse wijsheden te leuren,

hopend op een plaatsje straks op de eerste rij,

wijzend naar de ander "ik begrijp het beter dan jij".

Maar de Vader zegt liefdevol tegen elk kind "jij begrijpt het nog niet,

als je kijkt naar jouw medemens en mij niet ziet".

En als Hij uiteindelijk zijn hand weer uitstrekt en liefdevol wenkt,

dan sputter ik tegen en negeer zijn hand,

totaal niet bewust meer van wat Hij mij schenkt, 

thuis komen in liefde en zijn onvoorwaardelijke, eeuwige band.


Liefs,


Paul